Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Politie Zaandam was goed/fout (doorhalen wat niet van toepassing is)

Het zou interessant zijn om een uitgebreid onderzoek te kunnen lezen naar de handelingen van de Zaandamse politie gedurende de oorlogsjaren. Niet alleen omdat onder leiding van de felle NSB-burgemeester Cornelis van Ravenswaay verwoede pogingen zijn gedaan om het plaatselijke korps te nazificeren, maar ook omdat diverse politiemannen zich op alle mogelijke manieren verweerden tegen de bezetter.

Van Ravenswaay

Na de Februaristaking van 1941 werd burgemeester Joris in ’t Veld uit zijn ambt gezet. Ook politiecommissaris Cornelis Roscher moest plaatsmaken. Beide mannen werden door de nieuwe ordehandhavers beschouwd als dwarsliggers. Zaandam kreeg op 4 maart een fanatieke nazi als nieuwe burgervader, Cornelis van Ravenswaay (eerder had de Amsterdamse NSB-hoofdinspecteur Douwe Bakker bedankt voor de eer). Hij werd de tweede NSB-burgemeester in Nederland en ontving al snel steun van politiecommissaris Willem Ragut, een fervent jager op verzetsmensen en joodse onderduikers. Het duo deed zijn best de plaatselijke politie te enthousiasmeren voor de ‘goede zaak’, maar dat ging met horten en stoten.

Willem Ragut.

Begin 1942 hield Van Ravenswaay een toespraak tot zijn Zaanse NSB-kameraden. Het was niet de bedoeling dat die redevoering buiten de muren van het gebouw zou komen, maar iemand wist een kopie te maken. Het verhaal belandde daardoor alsnog op straat. Een paar citaten uit de tekst maken twee dingen duidelijk: hoe hoog Van Ravenswaay zichzelf had zitten en hoe hard hij probeerde de Zaandamse politie te nazificeren: “Het politiecorps werd door mij geducht onder handen genomen, daar mij reeds direct gemeld werd, dat men niet voldoende agenten had om overal op te letten, hetgeen de reden was van het afrukken van bekendmakingen, ingooien van ruiten, enz. (…) De Commissaris werd spoedig na mijn komst ontslagen. De analyse van het politiecorps, waaruit men afleidde dat er nog meer slachtoffers zouden vallen, bracht er verder de schrik in. (…) Niet zonder veel moeite is het mij gelukt ook de Hoofdinspecteur weg te werken, zodra onze kameraad Commissaris kon worden. Een inspecteur (NSB’er) werd van buiten geëngageerd en al is de oogst niet groot, dan hebben wij er nu toch op de 42 agenten 6 Rechtfronters, waarvan 3 aangesloten NSB’ers.”

Cornelis van Ravenswaay, 5-3-1941.

‘Rasplebeëer’

Nazigezinde collega’s of niet, een deel van het personeel werd gaandeweg steeds weerbarstiger. Neem bijvoorbeeld Robert Rudolf (‘Bob’) Pel, de openlijkste antifascist in het korps. Het mag een wonder heten dat Pel nooit voor het vuurpeloton is beland wegens deutschfeindliche activiteiten. Vrijwel vanaf het begin was hij de Zaanse illegaliteit op alle mogelijke manieren van dienst, daarbij enorme risico’s nemend. Soms toonde hij zijn halsstarrigheid zelfs in alle openheid. Begin 1943 bijvoorbeeld gaf zijn NSB-chef Meindert Talma hem opdracht om Sophia Schagen-Christiaanse te arresteren, die op de Saenredamstraat woonde. Iemand had gehoord dat ze op haar piano een anti-NSB lied speelde (“Op de hoek van de straat staat een NSB’er/’t is geen man, ’t is geen vrouw/maar een rasplebeëer.”) en daarover geklaagd. Pel vertikte het echter om Sophia Schagen aan te houden. Daarop wilde Talma hem zijn wapen ontnemen, wegens het weigeren van een dienstopdracht. Het was dat een andere leidinggevende (Tonny Jansen, die in een goed blaadje wilde komen bij het Zaanse verzet) het voor Pel opnam, anders was diens carrière voortijdig beëindigd. Jansen nam de arrestatie daarna overigens wel zelf ter hand.

Vanwege zijn succesvolle optreden in Zaandam promoveerde Van Ravenswaay na een jaar naar Utrecht. Hij werd na enige tijd opgevolgd door Hendrik Vitters. Ook een NSB’er, maar niet zo’n scherpslijper als zijn voorganger. Desondanks achtte burgemeester Vitters het in mei 1943 noodzakelijk om alle Zaandamse politiemedewerkers een eed van trouw aan het nazibewind te laten afleggen. Degenen die weigerden liepen niet alleen het risico te worden ontslagen, maar zouden wellicht ook worden aangemerkt als staatsvijand. De tekst van de eed luidde: “Ik zweer dat ik het in het bezette Nederlandse gebied geldende recht getrouw zal toepassen en naleven.”

Bob Pel

Het korps telde op dat moment zo’n 55 dienders. Als eerste werd van de wachtmeesters en onderwachtmeesters geëist dat ze de eed zouden uitspreken. Er was één weigeraar: Bob Pel. Daarna werden de veertien opperwachtmeesters binnengeroepen. Van hen weigerden er vier: G. Meijer, J.J. Merkus, A. Moerdijk en Johan Jongepier. Tenslotte waren de hoofdwachtmeesters en politie-officieren aan de beurt. Alle officieren legden de eed af, maar drie hoofdwachtmeesters hielden hun mond dicht: M. Iedema, W.F. Zweers en Jan van der Schaaf. De potsierlijke gebeurtenis liep uiteindelijk met een sisser af. Iedereen mocht in dienst blijven.

Robert Rudolf Pel, 1945 (R.R. Pel).

De eedaflegging geeft een goed beeld van de scheiding die er door het politiekorps liep, met aan de ene kant agenten die de illegaliteit volop steunden (zoals Jongepier, Iedema en Pel) en daar tegenover ‘foute’ dienders (zoals Willem Ragut, hulpagent Jan Bloemsma en Meindert Talma). Een verhaal apart is Tonny Jansen, die het na de gewelddadige dood van Ragut tot commissaris wist te schoppen en beurtelings de Duitsers en de illegaliteit te hulp schoot.

Het verhaal van de Zaandamse politie bevat pieken en dalen en niet zo heel veel grijstinten. En er zit genoeg in om een heel boek mee te vullen.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





3 gedachten over “Politie Zaandam was goed/fout (doorhalen wat niet van toepassing is)”

  1. Geschiedenis aan het papier toevertrouwen is een goede zaak. Het geeft de generaties die die tijd niet hebben meegemaakt een beeld van wat er toen speelde. Soms heb ik het gevoel dat er geoordeeld wordt op basis van de kennis van nu en wordt vergeten dat het plegen van verzet toen iets anders was als nu. Als we nu het niet eens zijn met een baas, dan kunnen we zonder dan we bang behoeven te zijn voor ons leven, dat kenbaar maken. Een verzetsdaad zoals het niet een eed afleggen kon verregaande gevolgen hebben en een enkele reis concentratiekamp betekenen. Onder die omstandigheden verzet bieden, dwingt diepe respect af, althans bij mij. Als dat ook nog eens wordt vervat in een goed boek, is dat de bekroning voor hen die het durfden hun leven te wagen.

    Beantwoorden
  2. Beste Erik,
    Complimenten voor het stuk.
    Ik denk dat er meer grijze tinten waren dan men denkt dat er was. Het is heden ten dage heel makkelijk oordelen als in 1943 het Politiestandrecht wordt afgekondigd en de gewone agent een nieuwe eed van trouw aflegt. Er was namelijk veel angst en onmacht onder de gelederen van het Zaanse politiekorps. Bijna alle agenten hadden zelf gezinnen wat weigeren met de dag moeilijker maakte. Je kon als ‘Staatsvijand’ worden gezien. Mensen als Pel, Jongepier, Merkus en Moerdijk waren uitzonderingen en hadden het lef om de eedaflegging te weigeren. Jongepier nam zelfs ontslag. Het klopt wat je schrijft; aan de ene kant agenten die de illegaliteit steunden en daar tegenover foute lui als Willem Ragut, Jan Bloemsma en Meindert Talma. Maar veel agenten, waaronder mijn eigen grootvader, moesten zich neutraal opstellen. Mede daardoor zijn zij hun hele leven in de nekharen aangekeken terwijl ze nimmer de kant van de Duitsers hebben gekozen. Het verhaal van de Zaandamse politie bevat inderdaad pieken en dalen. Maar er waren heel veel grijstinten. Meer dan je denkt…. Henk Taai Jr (kleinzoon van agent Henk Taai)
    Groet,
    Henk Taai

    Beantwoorden
  3. Ik ben waarschijnlijk de kleindochter van deze Meindert Talma en heb alleen verhalen gehoord via mijn vader (die zelf ook niet zo’n ideaal voorbeeld was, maar wel onder de keuzes van zijn vader heeft geleden en erop is afgerekend. Als kind, was hij natuurlijk onschuldig. Hij vertelde dat zijn vader een politieagent was, bij de NSB zat en joden oppakte.

    Ik heb ooit wel een portret van hem en mijn oma gekregen – maar ik heb er nooit echt lang naar kunnen kijken. Ik zit deels tussen de vraag in dat ik wel wil weten waar hij verantwoordelijk voor is geweest, maar mij er waarschijnlijk alleen meer ellendig door zou voelen. Ik heb nooit een familieband naar hem gevoeld, en ben misschien wel blij hem nooit gekend te hebben zodat ik ook geen conflicterende gevoelens heb (dat ik hem als kind een fijne opa zou hebben gevonden en later ontdekt had wat hij heeft aangericht). Hij is overleden nog voordat ik geboren werd.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.