Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De Zaanstreek in de Tweede Wereldoorlog (1)

In een serie longreads wil ik een beeld schetsen van zes Zaanse verzetsstrijders die tussen 1940 en 1945 van landelijk of zelfs internationaal belang waren. Na de bevrijding raakten ze in de vergetelheid. Door hen hier te portretteren hoop ik ze weer een beetje zichtbaar te maken. Alle zes portretten zijn, aangevuld met voetnoten en namenindex, ook te lezen in mijn boek Vrijgevochten. Zaans verzet in nationaal perspectief (1940-1945). Het is hier te bestellen. In deel 1 van deze korte serie een introductie van de Zaanse illegaliteit. 

Burgemeester Joris in ’t Veld wordt, als bijna iedereen, de 10de mei van 1940 verrast door de Duitse aanval op Nederland. In de vroege ochtend ontwaakt hij ‘met het gevoel dat er iets bijzonders was’. “Ik hoorde motorgeronk en hevig vuur van afweergeschut”, schrijft de eerste burger van Zaandam kort na de bevrijding. “Op hetzelfde ogenblik ging de telefoon. Het hoofd van de Luchtbeschermingsdienst, zeer geagiteerd: ‘Het is mis, burgemeester, de Duitsers zijn vannacht binnengevallen, de radio geeft voortdurend berichten over neerlaten van parachutisten, er is geen twijfel meer mogelijk’. Ik wilde het nog niet geloven, klampte mij vast aan de hoop dat er misschien toch nog een misverstand kon zijn. Maar toen ik zelf de radio aanzette, moest ik deze hoop wel opgeven.”

Loyaliteit

Na de snelle capitulatie herpakt In ’t Veld zich. Hij neemt net zo min als zijn collega’s elders in het land ontslag, maar gaat verder als burgemeester in oorlogstijd, schipperend tussen loyaliteit aan de weggevaagde democratie en de eisen van het nieuwe regime. Hij protesteert niet, maar maant de Zaandammers in die beginfase tot kalmte. “In de eerste plaats moest aan de bevolking haar zelfvertrouwen worden teruggegeven. De Duitsers lieten ons gelukkig daarvoor de tijd. In de eerste weken waren zij nog poeslief.” Zonder het te willen wordt In ’t Veld de schakel tussen het bezettingsbestuur en de inwoners van zijn stad. Die ongemakkelijke positie ten spijt neemt de socialistische leidsman het een week na hun overhaaste vertrek naar Groot-Brittannië op voor de koninklijke familie. Veel achterblijvers verwijten de Oranjes vluchtgedrag en lafheid, maar volgens In ’t Veld is er alleen sprake van verplaatsing van de regering. “Oranje en Nederland horen bij elkaar”, zegt de republikeinse burgervader in een toespraak op 21 mei 1940. En passant spreekt hij de hoop uit dat het Duitse ‘garnizoen weer zo spoedig mogelijk verdwijnt’. Enkele dan nog niet gemuilkorfde provinciale kranten nemen zijn woorden over. Zijn publieke stellingname levert hem veel positieve reacties op.

In ’t Veld reageert met distantie op de nieuwe situatie. Maar in oktober 1940 verzet hij zich niet tegen het invoeren van de Ariërverklaring, die een scheiding markeert tussen joden en niet-joden. En zeven maanden na zijn monarchistische steunbetuiging assisteert hij ook bij het breken van de Februaristaking. “De arbeid moet uiterlijk heden om 13 uur hervat zijn”, staat het bars op een breed verspreid pamflet van 27 februari 1941. “Mocht hieraan niet worden voldaan dan zullen strenge maatregelen worden getroffen. Overtreders zullen aan het Duitse Krijgsgerecht worden overgeleverd.” Was getekend: “De Burgemeester voornoemd, In ’t Veld.” Zijn medewerking aan het breken van het massale protest tegen de jodenvervolging zal hem niet baten. Nog geen week later wordt hij aan de kant gezet als leidsman van Zaandam. Als motivering voor zijn vertrek noemen de bevelhebbers In ’t Velds Oranjegezinde rede en zijn ‘defaitistische propaganda’ voor de fascistische steunorganisatie Winterhulp. “Ik was er, eerlijk gezegd, wel gelukkig mee. Het was een opluchting”, verklaart de verse werkloze.

Ontslag

Burgemeester In ’t Veld krijgt dus ‘mit sofortiger Wirkung’ ontslag. Zijn plaats wordt vergeven aan de fanatieke nazi Cornelis van Ravenswaay. Die heeft zich pas in oktober 1940 aangemeld als lid van de Nationaal Socialistische Beweging en behoort daarmee volgens oudgedienden van die partij tot de ‘meikevers’, mensen die zich eerst na de Duitse inval als nationaal-socialist hebben laten registreren. Desondanks ziet de höhere SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter in deze voormalige legerofficier een goede burgemeester van een ‘mittelgröβere Stadt, wo es politischer schwer ist’. Rauter wil na de Februaristaking het gemeentebestuur van Zaandam kwijt, omdat het in zijn ogen te slap heeft gereageerd op de onlusten. De fanatieke Van Ravenswaay gaat voortvarend te werk. Net benoemd bepleit hij in een brief aan de Provinciecommissaris een stevige aanpak van ‘alle tegenstrevende elementen’, zoals ‘clerus en predikanten, propagandavrijheid van de Unie, de charitas van de “kerkelijke zijde”, invloed der Rijkssteunuitkeringen via de vakbonds-werklozenkassen, de aanwezigheid van anti-nat. soc. burgemeesters in de omliggende gemeenten’. Zelf geeft hij het goede voorbeeld. De ‘Duits-vijandige’ gemeentesecretaris Hubard Scholten wordt al snel vervangen door de meegaander hoofdcommies Gerrit Blom. Van Ravenswaay posteert verder tal van werkloze NSB’ers in het gemeenteapparaat en bij de politie.

Een worsteling als In ’t Veld hoeven maar weinig Nederlanders te ondergaan. Ze leven in die beginfase van de Tweede Wereldoorlog over het algemeen verder als vanouds en zijn verheugd dat de bezetter zich netjes gedraagt. De beschaafde omgangsvormen van het Herrenvolk maakt zelfs dat sommigen zich afvragen of de aanwezigheid van de Wehrmacht wel zo verwerpelijk is als hun tegenstanders willen doen geloven. Tienduizenden Nederlanders worden in 1940 lid van de Hitler-gezinde partijen NSB, NSNAP en Nationaal Front. Maar daar tegenover staan honderdduizenden steunbetuigingen voor de pas opgerichte Nederlandsche Unie. De reguliere democratische partijen zijn inmiddels verboden of onder curatele geplaatst en de Unie is een vluchtweg voor hen die verstoken zijn van een fatsoenlijk politiek alternatief. De partij, die in korte tijd zal uitgroeien tot de grootste die het land ooit heeft gekend, probeert de ‘nationale eenheid’ te bevorderen en het vooroorlogse verzuilde denken te doorbreken. Het is een halfslachtige poging om de al dan niet vermeende samenhang te bewaren, opdat Nederland na de oorlog zijn zelfstandigheid kan terugkrijgen.

Nederlandsche Unie

Het duurt enige tijd voor de Nederlandsche Unie aanslaat in de Zaanstreek, en dan nog vooral in Zaandam. Het rode, vaak wat dwarse karakter van deze regio verhoudt zich slecht tot een beweging die de uniformiteit van het midden predikt. Het populaire sociaal-democratische Zaans Volksblad typeert de beginselverklaring van de Unie als ‘een program van vage klanken’. En zelfs nadat de partij ook in de Zaanstreek op poten staat verzucht de Unie-leiding tegen haar medewerkers: “Het gaat moeilijk in de Zaan. (…) Het parool voor de Zaan moet zijn: de aanhouder wint! Uw moeilijke werk zal beloond worden.” De bankdirecteur Walraven van Hall en de houthandelaar Jaap Buijs, die vanaf november 1940 leiding geven aan de Zaandamse tak van de Nederlandsche Unie, slagen er uiteindelijk in om duizend stadgenoten te binden aan de nieuwe beweging. Geen geringe prestatie van dit tweetal, in een stad met minder dan 40.000 inwoners. Hun gave om uiteenlopende bevolkingsklassen, religies en politieke richtingen te bundelen zal zich ook de navolgende drie jaar manifesteren en leiden tot steeds grootschaliger verzetsacties tegen de bezettingsmacht.

Die weerstand tegen de Duitsers en hun handlangers komt in de Zaanstreek overigens vrij vroeg op gang. Zo staan al in 1940 de wapens, springstoffen en munitie van de Zaanse Artillerie Inrichtingen ter beschikking van de illegaliteit, in een periode dat er nog geen sprake is van wapendroppings door geallieerde vliegeniers. Het naar buiten smokkelen vindt vooral plaats door de bewakers op het immense terrein. Naar alle waarschijnlijkheid is ook directeur Frans den Hollander er van op de hoogte, de man die later in de oorlog via Walraven en diens broer Gijs van Hall een belangrijke rol zal spelen bij het witwassen van tientallen miljoenen guldens ten bate van de landelijke ondergrondse.

Cees Jan Honig

Een ander voorbeeld van dat vroege verzet is de brief die directeur Cees Jan Honig, van het gelijknamige levensmiddelenconcern in Koog aan de Zaan, met enkele anderen opstelt. In het door Nederland verspreide pamflet roepen ze winkeliers en restauranthouders op om te weigeren de verplichte mededeling ‘Joden niet gewenst’ aan de deur te hangen en zich niet te laten gebruiken als werktuig van de vijand. Het meest zichtbare protest vindt een maand later plaats, bij de eerder genoemde Februaristaking. Duizenden Zaankanters leggen twee dagen lang het werk neer en geven daarmee gehoor aan de communistische aansporing om in opstand te komen. “Vecht eensgezind tegen deze terreur!”, roepen duizenden gestencilde pamfletten de werknemers toe. De bezetter beschouwt Zaandam, Amsterdam en Hilversum in die dagen als de belangrijkste agitatiehaarden van het land. Het gebied rond de Zaan is inderdaad een van de weinige regio’s waar de staking tot volle wasdom komt. De tegenstander reageert met arrestaties, het opleggen van hoge boetes en de instelling van een avondklok.

Sommige Zaankanters zien in het neerslaan van de Februaristaking een aanleiding om ondergronds te gaan. Ze realiseren zich overigens lang niet altijd welke immense risico’s daaraan verbonden zijn. Maar in dezelfde maand dat het machteloze protest tegen de jodenvervolging plaatsvindt, laat de bezetter ook op een andere manier zijn intolerante gezicht zien. Een zich als Engelse agent voordoende SD’er legt contact met de Zaanse tak van de Stijkelgroep, een organisatie die militaire informatie verzamelt en naar Groot-Brittannië probeert te zenden. De groep, een van de eerste grotere verzetsbewegingen, is ambitieus. De deelnemers zijn van plan ‘om zodra de Duitsers zouden terugtrekken, het bestuur in handen te nemen’. Zover komt het niet, als gevolg van de vroegtijdige infiltratie. Niet minder dan 47 personen belanden in gevangenschap, onder wie twaalf Zaankanters. Het merendeel wordt in juni 1943 na een geheim schijnproces ter dood gebracht.

Walraven van Hall

De gedwongen opheffing van de Nederlandsche Unie, eind 1941, stimuleert eveneens mensen om illegale activiteiten te ontplooien. De belangrijkste onder hen is de eerder genoemde Walraven van Hall, door geschiedschrijver Geert Mak terecht betiteld als ‘de mysterieuze leider van het hele Nederlandse verzet’. In zijn kielzog ontwikkelt zich een snel groeiende groep ondergrondse werkers, van wie er nogal wat uit zijn directe woonomgeving komen. Sommige Zaanse vrienden en kennissen van Van Hall (zoals Frans den Hollander, Jaap Buijs en Remmert Aten) werken in de navolgende jaren samen met of belanden zelfs in de top van het nationale verzet.

Walraven van Hall.

De groep die weerstand biedt wordt nog groter wanneer in januari 1942 Zaandam als eerste Nederlandse gemeente wordt ontdaan van haar joodse bevolking. De ‘Evakuierung’ treft ruim tweehonderd inwoners. Het merendeel moet binnen drie dagen verhuizen naar een Amsterdams Judenviertel, het voorportaal van de concentratiekampen. De overigen gaan meteen door naar kamp Westerbork. Het waarom van de keuze voor Zaandam als proefgemeente is nooit teruggevonden in de bewaard gebleven oorlogsdocumenten. Er bestaat echter geen twijfel dat de aanwezigheid van een door antisemitisme gegrepen burgemeester, de enthousiaste Zaanse respons op de Februaristaking, het via een korte treinreis makkelijk te bereiken Amsterdamse getto en de opkomende illegaliteit in de Zaanstreek redenen zijn om uitgerekend hier duidelijk te maken wie de touwtjes in handen heeft.

Vrijheidsdrang

Ondanks de Duitse sancties, en soms zelfs als gevolg daarvan, groeit de Zaanstreek uit tot een gebied dat zijn vrijheidsdrang meer en meer etaleert. Wanneer in 1943 de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz verordonneert dat de provincies en gemeenten minstens 20% van hun personeel beschikbaar moeten stellen voor de arbeidsinzet in Duitsland werkt de Zaanse overheid weer eens niet mee. Op de door uitvoerder Hans Calmeyer bijgehouden overzichten van 252 gemeenten is te zien dat Rotterdam (20%), Vianen (33%), Lexmond (50%) en 42 andere plaatsen hoog scoren. Ze krijgen een plek op zijn ‘gouden lijst’. Op de ‘zilveren lijst’ belanden 67 gemeenten die 10-20% van hun medewerkers aanmelden voor dwangarbeid. Zaandam krijgt een plek op de ‘zwarte lijst’, met het schamele percentage van 4,23%.

Iets soortgelijks gebeurt ruim een jaar later. De bezetter kondigt vlak voor kerst een arbeidsdienstplicht af voor alle mannen van 16-40 jaar. Door snelle tegenacties van het plaatselijk verzet -delen ervan worden kort daarna elders in het land overgenomen- meldt zich van de achtduizend opgeroepenen in Zaandam nog geen 5% voor uitzending, onder wie veel mensen die weten dat ze toch worden afgekeurd.

Weerbarstig

De Zaanstreek is tijdens het interbellum een links en weerbarstig bolwerk. Al in 1933, het jaar van Hitlers machtsovername, neemt de Zaandamse raadsmeerderheid een motie aan van de Onafhankelijke Socialistische Partij om ‘bij eventuele aankoop van goederen Duitse waren te boycotten, in verband met het in Duitsland heersende regime’. Het besluit is een unicum in Nederland, maar tekent de sfeer in dit stukje Noord-Holland. De Nationaal Socialistische Beweging krijgt dan ook in de regio nauwelijks voet aan de grond. Waar de partij van Anton Mussert bij de Provinciale-Statenverkiezingen van 1935 -electoraal gezien haar meest succesvolle jaar- landelijk gemiddeld bijna 8% van de stemmen binnenhaalt, blijft ze in de Zaanstreek steken op 1,6% (Assendelft) tot 4,9% (Wormerveer). Alleen Oostzaan scoort met 6,2% redelijk hoog. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van datzelfde jaar halen de progressieve partijen als vanouds een meerderheid in de meeste Zaanse gemeenteraden, een situatie die zich in 1939 herhaalt.

De rode Zaanstreek is de bezetter een doorn in het oog. Diverse keren beklagen nationaal-socialistische gezagsdragers en uitvoerders zich over de regionale eigenzinnigheid. Wanneer de Limburgse ondernemer Peter Meulenberg, verantwoordelijk voor het roven van de Nederlandse kerkklokken ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie, verneemt dat de Zaandamse werknemers ‘vrijwel allen communistisch georiënteerd’ zijn, geeft hij opdracht om ‘alle arbeiders uit deze en omliggende plaatsen woonachtig direct te ontslaan’. Hij weet zich daarbij gesteund door de autoriteiten. Hanns Albin Rauter zal na de oorlog verklaren ‘dat de gehele Zaanstreek in zeer sterke mate opviel door communistische acties’. En Provinciecommissaris Albert Backer geeft Van Ravenswaays opvolger Vitters bij diens installatie als burgemeester van Zaandam de opdracht om ‘het arbeidende deel der Zaandamse bevolking (…) te verlossen van de marxistische waan van de klassenstrijd’. “De Zaanstreek is een bijzondere streek en de bevolking, zoals men zegt, zeer moeilijk”, legt hij Vitters uit. Het is een vaak geuite nationaal-socialistische klacht over de Zaanstreek, en met name over Zaandam.

Cornelis van Ravenswaay (links).

Van Ravenswaay verblijft wat langer in Zaandam en ziet het probleem in breder perspectief dan zijn superieuren Rauter en Backer. Ook hij voelt zich gehinderd door streekgenoten die ‘communistisch georiënteerd’ zijn of last hebben van ‘de marxistische waan’, maar niet alleen zij bezorgen overlast. In een brief aan Backer beklaagt de burgemeester zich over het algemeen heersende gebrek aan medewerking. “Dan stuit men inderdaad onmiddellijk op bezwaren, die voortvloeien uit de onwelwillende mentaliteit, althans [een] verkeerd inzicht, zoals dit bij ons volk, en dat van Zaandam in het bijzonder, helaas overheersend is en de goede bedoelingen van de bezettingsmacht miskent.”

A-religieuzen

Het zijn inderdaad niet alleen de gestaalde aanhangers van Marx, Engels en Lenin die dwarsliggen. Ten eerste is daar de machtige Sociaal Democratische Arbeiders Partij, verreweg de grootste politieke partij rond de Zaan. Alleen al de afdeling Zaandam telt naar eigen zeggen eind 1939 1050 leden. Een flink aantal van hen pleegt tussen 1940 en 1945 verzet, veelal gestimuleerd door het partijkader. De anarchistische stroming is eveneens sterk vertegenwoordigd binnen het regionale verzet. De socialisten, communisten en anarchisten zijn representanten van de buitenkerkelijke stroming. Nergens in Nederland, en waarschijnlijk zelfs in Europa, ligt het percentage a-religieuzen zo hoog als in de Zaanstreek. Maar daarmee is nog niet gezegd dat de illegaliteit wordt gedomineerd door vrijdenkers en radicaal-progressieve vertegenwoordigers.

Het katholieke bevolkingsaandeel bedraagt in de Zaanstreek ongeveer 15%. In de vooroorlogse jaren maakt de katholieke arbeidersbeweging hier zich los van het behoudende bisdom in Haarlem. Ze doorbreken de verzuilingsgedachte en hun organisaties werken samen met andersdenkenden, zodoende de geboden van hun dogmatische bisschop negerend. Die open houding leidt na de Nederlandse capitulatie tot nauwe banden met de verschillende bloedgroepen binnen de illegaliteit. Onder leiding van de Zaandamse kapelaan Gerrit Groot ontstaat eind 1940 een zeer intensief opererende verzetsgroep die honderden onderduikers verzorgt. Zijn Rooms Katholieke Centrale slaagt er tevens in om de verzetskrant De Typhoon uit te brengen. Het blad heeft in de hongerwinter een oplage van 30.000 stuks en wordt ook buiten de eigen regio gretig gelezen. In de laatste oorlogsfase vestigt de leider van de Binnenlandse Strijdkrachten in Noord-Holland, Johan Wastenecker, zijn hoofdkwartier in de pastorie naast Groots kerk.

Gereformeerden

Ook de wat kleinere gereformeerde bevolkingsgroep slaagt er in een verzetsbeweging van bovenlokaal belang op te zetten, met name in Zaandam en Wormerveer. De anti-revolutionair Willem Brinkman wordt in april 1943 provinciaal leider van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO), Nederlands grootste verzetsorganisatie. Na een inval in de Zaandamse woning van het echtpaar Brinkman, waar ze een joods meisje verbergen, neemt stadgenoot Klaas Pos die functie over. Tot aan hun arrestatie in oktober 1943 worden er onder aanvoering van Brinkman en Pos bijna honderd joden en een veelvoud aan niet-joden ondergebracht op schuiladressen in met name de Zaanstreek en West-Friesland. Vanaf augustus 1944 geeft Zaandammer Kees Kraay leiding aan de Noord-Hollandse LO.

In Wormerveer zijn het de gereformeerden Henk Toby en Jaap Boot die ook buiten de eigen regio van grote betekenis zijn. Ze raken in een vroeg stadium betrokken bij de productie en distributie van Vrij Nederland en Trouw, een tijdlang de grootste illegale krant van Nederland. Verder onderhouden ze contacten met een Zaans netwerk van gereformeerde en doopsgezinde drukkers en clichémakers, die tienduizenden valse persoonsbewijzen, stempels en andere ondermijnende producten over het land verspreiden.

Cor Inja

De hiervoor vermelde namen kunnen worden aangevuld met flink wat andere Zaankanters die provinciaal, nationaal en zelfs internationaal niveau een rol spelen in de strijd tegen de nazi’s. Zo hoort de doopsgezinde socialist Cor Inja zeker thuis in de rij met ‘prominenten’. Nadat hij met zijn joodse echtgenote Ellen Weijl een onderduikadres heeft gevonden, reist hij het land af om geld in te zamelen, joodse kinderen naar veilige plekken te brengen en schuiladressen te regelen voor tal van vervolgden. Via de Werkgemeenschap van Doopsgezinden en Geestverwanten verzorgt het echtpaar ‘niet-arische christenen’ en Duitse gemengd gehuwden. Vanaf 1943 sturen ze duizenden levensmiddelenpakketten naar concentratiekampen in binnen- en buitenland. De financiën en goederen voor hun illegale arbeid worden veelal ter beschikking gesteld door doopsgezinde fabrikanten in de Zaanstreek, met name de families Verkade en Honig.

Van een geheel andere orde is het werk dat geheim agenten verrichten. Twee van de 180 Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Groot-Brittannië als geallieerd agent naar Nederland terugkeren komen uit Zaandam (George Jambroes en Maarten Cieremans), één uit Zaandijk (Andreas Ausems). Een vierde, Jan Emmer, komt oorspronkelijk uit Wormer, maar woont daar niet meer als hij in 1941 naar Engeland vertrekt. Alle vier worden ze door de regering in ballingschap uitgezonden met opdrachten die van belang zijn voor heel Nederland.

Veel geheim agenten ontmoeten in de weken voor de afsprong boven vaderlands grondgebied Seymour Bingham. Tot kort voor de Duitse inval woont deze Engelsman op de Zaandamse Provincialeweg en werkt hij bij Bruynzeel. Hij slaagt er in om tijdig naar zijn vaderland te ontkomen en bouwt vervolgens in Londen een carrière op bij verschillende inlichtingendiensten. In die hoedanigheid is hij nauw betrokken bij het door geheimen omgeven Englandspiel. Bingham klimt op tot hoofd van de Secret Operations Executive-Dutch section, dat agenten parachuteert in Nederland. Van hen komen er 54 om het leven als gevolg van verraad en -waarschijnlijk- dubbelspel, onder wie Jambroes en Emmer. In het geval van Bingham krijgt de strijd tegen de nazi’s dus een wrange bijsmaak.

Dissident gedrag

De Zaanse aversie tegen de Duitsers is zichtbaar door de inzet van individuen, maar ook in financieel en materieel opzicht. Er bestaat bijna geen ondergrondse organisatie van enig formaat die niet profiteert van Zaanse goederen. Het al eerder genoemde Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen is de eerste oorlogsjaren hofleverancier van het gewapend verzet. Diverse Zaanse drukkerijen en aanverwante firma’s maken op grote schaal valse Ausweisen, stempels en etensbonnen. De overvloedig aanwezige voedselindustrie aan de boorden van de Zaan voorziet tienduizenden onderduikers en illegalen van levensmiddelen, vaak zonder daarvoor een vergoeding te vragen. En het Nationaal Steunfonds, de alom tegenwoordige spaarbank van de illegaliteit onder leiding van Walraven van Hall, ontvangt via Zaanse bedrijven en particulieren meer dan ƒ1,5 miljoen aan leningen, zo’n 4% van het bestede totaalbedrag.

Het dissidente gedrag van de Zaankanters vindt zijn oorsprong in het verleden. Van oudsher bieden de Zaanse dorpen werk aan migranten uit binnen- en buitenland. Het dankzij haar honderden molens oudste industriegebied van West-Europa heeft een grote aantrekkingskracht op seizoensarbeiders, scheepsbouwers, zeildoekwevers en walvisvaarders. Werk is er altijd in de groeiende productiesector. Vreemdelingen zijn dan ook welkom om een steentje bij te dragen aan de ontwikkeling van het land en de bedrijven.

Domela Nieuwenhuis

Al in de zestiende eeuw vinden elders vervolgde doopsgezinden een veilige plek aan de Zaanoevers en bouwen ze daar hun bedrijven op. En passant dragen ze hun streven naar een vreedzame maatschappij uit, waarin eenvoud en soberheid centraal dienen te staan. Die combinatie van eigenzinnigheid en egalitarisme is terug te vinden in de sterke socialistische en communistische arbeidersbeweging die eind negentiende eeuw opbloeit. Op slechts weinig plekken heeft een anarchistische leidsman als Ferdinand Domela Nieuwenhuis zoveel aanhang als in de Zaanstreek. Naast de grote aantallen arbeiders daar wonen er uiteraard ook rijke fabriekseigenaars en houthandelaren, van wie sommigen overigens Domela Nieuwenhuis financieel en anderszins terzijde staan. Maar ook de rijken en machtigen der aarde dienen hier bescheiden te blijven, zo luidt de communis opinio. Rangen en standen zijn niet in trek, gebrek aan eigendunk is een verdienste. Het is geen leefomgeving waar de nazistische top-downmentaliteit kan gedijen.

In die dorpse ons-kent-ons-sfeer is men op elkaar aangewezen. Afkomst of (gebrek aan) welstand zijn van secundair belang. De kinderen van de fabrikanten Verkade en Honig gaan om met de zonen en dochters van de talloze werknemers die hun schamele loon bijeensprokkelen in de bedrijfspanden langs de Zaan. De lokale grootgrutters Simon de Wit en Albert Heijn worden er gezien als ‘gewone arbeiders’. “Enkel, ze waren hoger. Daarom moest je voor ze werken”, verklaart een gepensioneerde magazijnmeester. De jonge Albert Heijn zit op school tussen de arbeiderskinderen en wordt door zijn klasgenoten amicaal Appie genoemd, ook al heeft zijn vader inmiddels flink wat kapitaal op de bank staan. “Ab Heijn zat bij mij in de klas”, zegt de bejaarde Zaanse Mieke Woudt in het boek Zaanse Zomer. “Een ontzettend aardige jongen. En doodgewoon. Iedereen ging met elkaar om.” Haar echtgenoot Klaas vult aan: “In de Zaanstreek had je heel weinig verschil tussen rijk en arm, of belangrijk en niet belangrijk.”

Toenadering

Waar in grote delen van Nederland katholieken, protestanten en ongelovigen in strikt gescheiden werelden leven, is er tijdens de verzuilde jaren dertig binnen de Zaanstreek al sprake van voorzichtige toenadering. Die onderlinge contacten komen goed van pas in het latere verzet tegen de Duitsers. De in die tijd langzaam opgebouwde eendracht en het doorbreken van de verzuiling zijn misschien niet uniek voor de Zaanstreek, maar erg veel voorbeelden bestaan er ook weer niet van een krachtenbundeling op zo’n grote schaal. Zo schrijft Jaap Boot -zelf het toonbeeld van een dogmatisch gereformeerde-: “In Wormerveer en omstreken kende men geen problemen op dit gebied, daar werkte men in het verzet ook samen met de communisten.” De communistische commandant van de ook buiten de eigen regio zeer invloedrijke Zaanse afdeling van de Raad van Verzet, Jan Brasser, typeert hij als ‘sympathiek en zeer dapper’. Het is maar één voorbeeld van ogenschijnlijke tegenpolen die elkaar gedurende de oorlogsjaren weten te vinden in hun streven naar hetzelfde doel. Zonder veel problemen kan daar een lange rij aan toe worden gevoegd.

De naam Van Hall is nu al een aantal keren opgedoken in deze tekst. Als er iemand model moet staan als bindend element is hij het wel. Enkele maanden voor Hitlers legers Nederland aanvallen vestigt deze jonge bankdirecteur zich met zijn gezin aan de Westzijde in Zaandam. Zijn weerzin tegen de bezettingsmacht uit zich in eerste instantie via steun aan Februaristakers die getroffen worden door represailles. Hij neemt in 1940 het voorzitterschap op zich van de lokale Nederlandsche Unie-afdeling. Rond de tijd dat de Duitsers deze partij verbieden wordt Van Hall actief voor de Zeemanspot. Hij begint kleinschalig, met financiële hulpverlening aan gezinnen van opvarenden in geallieerde dienst. Als commissionair bij de Amsterdamse effectenbeurs slaagt de charismatische dertiger er in om voor dit doel eerst duizenden, maar al spoedig honderdduizenden guldens aan leningen en giften los te krijgen. Begin 1943 stijgt het aantal onderduikers explosief, reden voor Walraven en zijn broer Gijs om ook voor hen geld in te zamelen. Het is het begin van het Nationaal Steunfonds, dat de komende twee oorlogsjaren tientallen miljoenen verstrekt aan vrijwel het gehele Nederlandse verzet, duizenden al dan niet joodse onderduikers en talloze gezinnen van zeelieden. In september 1944 breekt de Spoorwegstaking uit. De Van Halls krijgen van de Nederlandse regering in ballingschap de opdracht om het salaris van 30.000 werkweigeraars uit te betalen, een schier onmogelijke taak. Het lukt ze door de grootste bankfraude uit de Nederlandse geschiedenis op hun naam te schrijven. Onder de ogen van nazi-kopstuk Rost van Tonningen worden op het hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank schatkistpromessen ter waarde van ƒ51 miljoen verruild voor vervalste exemplaren. Met de opbrengst is de Nederlandse illegaliteit in één klap uit de financiële zorgen.

In oktober 1944 staat Walraven van Hall aan de basis van de Stichting 1940-1945. Hij gaat voorop bij de bundeling van het verdeelde Nederlandse verzet en is nauw betrokken bij de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten. Sommige strijdmakkers zien in hem dan ook de premier van naoorlogs Nederland. Zover zal het niet komen. Als gevolg van verraad in eigen kring wordt ‘Van Tuyl’ op 27 januari 1945 gearresteerd. Twee weken later executeren de Duitsers hem in Haarlem, een vergelding voor een schietpartij met dodelijke afloop in die stad.

Westzijde

Van Hall groeit tussen 1943 en 1945 uit tot de ‘centrale figuur in de Nederlandse illegaliteit’, de straat waar hij woont wordt het middelpunt van de regionale tegenbeweging. Aan de oostkant begrenst de Zaan deze chique Westzijde. Aan de westkant, haaks op deze brede veenstroom, steken smalle straten en paden het veld in. Ze eindigen in de weilanden, waar vele houthandels en de resterende molens wachten op hun productiemedewerkers. In die zijstraten wonen de arbeiders. De Westzijde is het domein van de notabelen. De burgemeester, enkele predikanten en tal van industriëlen hebben er hun patriciërshuizen. Van de twintig Zaandamse artsen wonen er zes aan deze Zaandamse hoofdstraat en zeven in de directe nabijheid. Vrijwel elke bank heeft er een vestiging. De nog geen twee kilometer lange klinkerweg tussen de Dam en de Papenpadsloot draagt vanwege al die welgesteldheid dan ook de bijnaam ‘fluwelen Westzijde’.

Na de overgave van het Nederlandse leger verandert de Westzijde binnen enkele maanden in een straat waar niemand neutraal lijkt te staan tegenover de nieuwe orde. Sommigen steunen de bezettende macht en kiezen voor de de daaraan gelieerde organisaties. Negen huishoudens in de straat sluiten zich aan bij de NSB. Westzijde 14 wordt het adres van de Ortskommandant, het plaatselijk hoofd van de bezetter. De beruchte nationaal-socialistische politiecommandant Willem Ragut komt op nummer 77a te wonen. Enkele tientallen meters daar vandaan zal hij ook zijn laatste adem uitblazen. Hij wordt er op 21 juni 1944 geveld door de kogels van Hannie Schaft en Jan Bonekamp, naast het bankgebouw waar Van Hall werkt. NSB-burgemeester Cornelis van Ravenswaay bivakkeert ook een tijdje aan de Westzijde. Tot aan het moment dat zijn voorganger In ’t Veld is verdreven uit diens huis huurt hij een kamer in het deftige hotel Reitsma, Westzijde 22. Datzelfde hotel verzorgt tevens de inkwartiering van Duitse soldaten, een ‘eer’ die de eigenaars van sommige andere panden aan dezelfde route eveneens wordt vergund.

Westzijde

Getalsmatig leggen de aanhangers van het Derde Rijk het desondanks af tegen de beoefenaars van het grote en kleine verzet. Dat begint al op Westzijde 1, waar de woning annex boekhandel van LO-leider Willem Brinkman is gevestigd. Op nummer 23b zit fotograaf Fred Kroon. Hij portretteert verzetsmensen en onderduikers. Hun beeltenis krijgt vervolgens een plaats op gestolen en vervalste identiteitsbewijzen. Nummer 42 is de woning van Van Hall, 134 de pastorie van een van zijn kennissen, de hervormde dominee Jan Eikema. Die preekt in de tegenover gelegen Bullekerk opstandige boodschappen en codeert berichten van en voor de Nederlandse inlichtingendiensten in Londen. Zijn buurman Jan Hendrik op den Velde (Westzijde 140) verzorgt de ontvangst en verzending ervan. Beide mannen krijgen hulp van verffabrikant August Sabel (nummer 152), die verder contact onderhoudt met tal van grootheden uit de nationale ondergrondse. Tussen hen in heeft dokter Ferguson zijn praktijk. Zijn er zieke onderduikers, dan kan de illegaliteit altijd een beroep op hem doen. Nummer 160 herbergt LO-topman Klaas Pos, een meubelhandelaar. En zo gaat het maar voort, huizenblok na huizenblok. Afgaand op archiefstukken en verzetsliteratuur kan worden vastgesteld dat er alleen al aan de Westzijde minstens 26 verzetsmensen van enige statuur huizen.

Willem Brinkman.

Een andere groep bewoners van de Molenbuurt, zoals men de straat ook wel noemt, hoeft niet te kiezen. Dat wordt al voor hen gedaan. Aan en vlak naast de Westzijde leeft namelijk ook, tot aan hun gedwongen vertrek in 1942, eenderde van de ruim 220 Zaandamse ‘Volljuden’. De meerderheid zal de Holocaust niet overleven. Slechts een enkeling weet uit handen van de jodenjagers te blijven. De familie Snoek hoort bij de gelukkigen. Zij hebben in de loop der jaren op Westzijde 18 een bloeiende stoffenhandel opgebouwd, maar de Germaanse vernietigingspolitiek maakt een abrupt einde aan hun rustige bestaan. Wally van Hall weet het van huis, geld en goederen beroofde gezin -man, vrouw en twee kinderen- in 1942 onder te brengen in het gebouw van de Twentsche Bank, die eveneens aan de Westzijde gevestigd is. Bankdirecteur R. Prast en zijn vrouw slagen er in hun gasten drie jaar lang verscholen te houden en gezamenlijk naar de bevrijding te leiden.

Anjerdag

De sfeer in de Westzijde is bij tijd en wijle explosief. Dat begint al op de zogenaamde Anjerdag in juni 1940. Ter ere van prins Bernhards verjaardag dragen tientallen Zaandammers een anjer in hun knoopsgat. Die demonstratieve houding leidt tot relletjes tussen Oranjegezinden en NSB’ers, waarbij er over en weer flink op los wordt geslagen. De Westzijde is tevens de straat waar in de nacht van 7 op 8 september 1941 de winkel van kapper De Boer wordt beklad met de oranje letters ‘OZO’ en ‘W’, wat staat voor ‘Oranje zal overwinnen’ en ‘Wilhelmina’. En passant krijgt ook de tegenover gelegen zaak van sigarenhandelaar Van Doorn een schilderbeurt en sneuvelen er wat etalageruiten.

Het is precies een week nadat de NSB-vrienden van deze middenstanders een onbestrafte mini-Kristallnacht houden in het centrum van Zaandam. Daarvan zijn onder meer een joodse juwelier en de zaak van de Nederlandsche Unie het slachtoffer. Op instigatie van Cornelis van Ravenswaay gaat de rekening voor de glasschade bij zijn partijgenoten naar aannemer Reinder Kakes, Westzijde 262. De reden daarvoor, zo laat de burgemeester aan Kakes weten, is ‘uw bekende politieke gezindheid’, waardoor ‘aan te nemen is dat gij handelingen als die waardoor de schade is aangericht bevordert of goedkeurt’. Reinder Kakes steekt zijn antipathie voor de NSB inderdaad niet onder stoelen of banken en zal in latere oorlogsdagen onder meer hulp bieden bij het bouwen van schuilplekken voor onderduikers. Met de vernielingen heeft hij echter niets van doen. Ze zijn aangericht door de buren van kapper De Boer. Het zijn in die beginfase slechts enkele confrontaties uit vele. Ook de verdere oorlog zal de Westzijde het toneel blijven van schermutselingen, razzia’s, onderduikacties en illegale bijeenkomsten.

Verzetshelden

In mei 2006 publiceerde het Historisch Nieuwsblad een overzicht van ‘de grootste verzetshelden van Nederland’, een (discutabele) poging tot classificatie. Van de tien beschreven personen woonde er één in Zaandam, Walraven van Hall. De redactionele waardering voor deze man komt overeen met het veertig jaar eerder geuite standpunt van mede-Zaankanter Remmert Aten, zelf ook bepaald geen kleine speler in de strijd tegen de nazi’s: “Als ik tien mensen uit het nationaal verzet zou moeten noemen, dan was Van Hall één van die tien en dan stond hij in de kopgroep.” Twee andere door het Historisch Nieuwsblad geselecteerde strijders bezochten de Zaanstreek regelmatig. Gerrit Jan van der Veen, oprichter van de Persoonsbewijzencentrale en gerespecteerd leider binnen het gewapend verzet, kwam er voor overleg met verzetsmensen als Van Hall en Brasser. En Hannie Schaft, een van de drie vrouwen in het overzicht, was hier eveneens vaak te vinden. Ook zij onderhield contact met Jan Brasser. Ze pleegde bovendien diverse aanslagen in de Zaanstreek, waarvan die op politiechef Ragut de meeste bekendheid zou krijgen.

Het Historisch Nieuwsblad nuanceerde de eigen top tien door op te merken dat het niet de bedoeling was om een hiërarchie aan te brengen. De genomineerde verzetsstrijders waren ‘inwisselbaar voor de namen van tienduizenden anderen, die stuk voor stuk uitzonderlijke moed, initiatief en leiderschap toonden – vaak al in een vroeg stadium van de oorlog, toen Duitsland nog oppermachtig leek’. Deze typering gaat ook op voor de zes personen aan wie in dit boek portretten zijn gewijd. Ieder voor zich gelden zij als grootheden in hun tijd, al zijn ze natuurlijk niet de enigen. Het roept de vraag op waarom uitgerekend aan deze Zaankanters hoofdstukken zijn gewijd. De belangrijkste reden daarvoor is dat zij tijdens de oorlog behoorden tot de belangrijkste verzetsstrijders in dit deel van het land. Ze ontplooiden bovenregionale, meestal nationale en soms zelfs grensoverschrijdende activiteiten én waren op meerdere fronten actief. Desondanks zijn die activiteiten nooit uiteengezet voor een breed publiek.

Boeken

Van opvallend veel Zaanse verzetsmensen zijn de verwikkelingen tussen 1940 en 1945 vastgelegd in boekvorm. Ze schreven hun belevenissen zelf op (Gerard Maas, Jaap Boot, Maarten Cieremans, Hanneke Eikema), gaven hun visie via derden (Jan Brasser, August Sabel) of werden na hun dood vereeuwigd (Walraven van Hall, Cor Inja). Over Remmert Aten, Andreas Ausems, Pieter Bosboom, Jacob Buijs, Jan Eikema en George Jambroes zijn (nog) geen boeken verschenen. Ze figureren alleen in oude publicaties en inmiddels vergeelde krantenartikelen, meestal ergens op de achtergrond. Stuk voor stuk zijn ze weggezakt in de geschiedenis. In de meeste gevallen kozen ze daar zelf voor, wars als ze waren van opsmuk en heldenverering. Uitgerekend de enige twee van voornoemd zestal die het als gevolg van hun vroegtijdige dood niet voor het kiezen hadden, de geheim agenten Ausems en Jambroes, krijgen wel de nodige aandacht. In Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog beperkt Loe de Jong zijn beschrijving van hun verzetswerk echter tot de meest in het oog springende activiteiten. Daardoor blijven hun andere verdiensten onzichtbaar.

Juist de diversiteit van het Zaanse verzet en het belang daarvan voor de rest van Nederland is vanuit historisch oogpunt interessant. De hoofdpersonen van dit boek personifiëren die eenheid in verscheidenheid bij uitstek. Jambroes en Ausems waren niet alleen agenten in dienst van de Nederlandse inlichtingendienst, maar hielden zich voor die tijd al bezig met uiteenlopende bezigheden als spionage, obstructie en de vorming van verzetskernen. Remmert Aten bekommerde zich om slachtoffers van de jodenvervolging, maar draaide zijn hand ook niet om voor al dan niet gewapende sabotageacties. Dominee Eikema verspreidde opruiende teksten, preekte de opstand en codeerde radioberichten voor de regering in ballingschap. Piet Bosboom hielp onder meer vele tientallen joden door de oorlog, vervalste documenten en pleegde gewapend verzet. En de reeks organisaties en initiatieven waarbij Jaap Buijs betrokken was is te lang om in één zin samen te vatten.

Verschillen

Tijdens de beginfase van de bezetting bood slechts een enkeling weerstand aan de oppermachtige vijandelijke krijgstroepen. De genoemde mannen in dit boek behoren tot het bescheiden leger dat zich al gedurende de eerste oorlogshelft durfde te verzetten, op een moment dat de Duitsers nog overal aan de winnende hand waren en de vooruitzichten op bevrijding hopeloos leken. Hun optreden tekent ook het doorbreken van de verzuilingsgedachte. Zo stond de atheïst George Jambroes al in 1940 in contact met de doopsgezinde Remmert Aten. Die werkte op zijn beurt samen met de eveneens buitenkerkelijke Jaap Buijs en, via via, met Piet Bosboom. Deze zoon van een gereformeerde moeder en een joodse vader schakelde de hervormde domineesdochter Hanneke Eikema in als koerierster, een stap die wat later ook Jaap Buijs zette. De laatste ontmoette via zijn landelijk netwerk de katholieke Dré Ausems, na diens dropping in Nederland. En alsof hij de cirkel rond moest maken codeerde predikant Jan Eikema de berichten die Ausems verzond via hun beider vriend Jan Hendrik op den Velde, net als Eikema van hervormde huize.

Niet alleen in levensbeschouwelijk, maar ook in politiek opzicht waren de verschillen groot. Ausems stemde op de Rooms-Katholieke Staatspartij. Bosboom stelde zich a-politiek op. Jambroes had al voor de oorlog zijn lidmaatschap van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij opgezegd en neigde naar het communisme. Aten en Buijs kozen tot aan de opheffing van deze partij voor de SDAP. En Eikema was actief binnen de liberale Vrijzinnig Democratische Bond. Het brede spectrum aan overtuigingen en opvattingen hinderde de samenwerking niet. Integendeel zelfs. Door ook buiten de eigen kring te treden nam de slagkracht van het verzet alleen maar toe.

Pioniers

De mannen die in de volgende zes artikelen op dit blog worden geportretteerd maakten al snel de morele afweging hoe om te gaan met de veranderde situatie. Al pionierend begaven ze zich in de frontlinie. Ze vormden de voorhoede van een beweging die pas vanaf 1943 -de Duitsers verloren inmiddels terrein- toenam in kracht en aantal. Hun invloed werd gaandeweg groter, hun handelingen waren soms van beslissend belang. Welke invloed ze uiteindelijk hadden op de geschiedenis valt nauwelijks te duiden. Maar dát ze van grote betekenis waren, zowel plaatselijk als landelijk, staat buiten kijf. Door hun wedervaren vast te leggen is niet alleen het belang van de Zaanse illegaliteit tijdens de Tweede Wereldoorlog benadrukt, maar wordt ook de vergetelheid die deze principiële verzetsstrijders ten deel is gevallen hopelijk iets minder. Ze verdienen het.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





1 gedachte over “De Zaanstreek in de Tweede Wereldoorlog (1)”

  1. Mijn vader is van 27 september 1923 tot 31 oktober 1923 als Rijkswerman (jongmaatje) en later van 31 augustus 1939 tot ontslag op 3 februari 1940 bij de Artillerie inrichting werkzaam geweest. In uw artikel is sprake van een zeer afstandelijke houding van de diverse maatschappelijke stromingen ten aanzien van het opkomend facisme.
    Mijn vraag aan U is of in die mobilisatie tijd er om politieke redenen (bijvoorbeeld communistisch sympathieën ten toon spreiden) ook ontslagen vielen bij de Artillerie Inrichtingen. Het feit doet zich namelijk voor dat hij na zijn ontslag op 3 februari als 34 jarige jonge vent niet meer is opgeroepen om elders ingezet te worden.
    Vr Gr
    T.J. van der Aa

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.