Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De Zaanse liquidaties: Theodorus Klut

Theodorus Klut (Zaandam, 14-8-1902/Zaandam, 19-10-1944)

Tijdens de Tweede Wereldoorlog brachten Zaanse verzetsstrijders meer dan twintig collaborateurs, zwarthandelaren en andere gevaarlijk geachte personen om het leven. In mijn boek Korte metten. De Zaanse liquidaties (1940-1945) worden deze liquidaties uitgebreid beschreven. Ook de mislukte en verzonnen aanslagen alsmede de dilemma’s die deze beslissingen over leven en dood met zich meebrachten komen in Korte metten uitgebreid aan bod. Het 148 pagina’s tellende boek is te bestellen via elke boekhandel.

Hieronder het hoofdstuk over de eliminatie van Theodorus Klut.

De voedselschaarste tijdens de Hongerwinter deed het aantal inbrekers in de Zaanstreek flink stijgen. De politie had te weinig personeel om criminelen adequaat aan te pakken, maar de regionale illegaliteit toonde zich bereid om een handje te helpen. ‘Aan velen zijn dreigbrieven en waarschuwingen verzonden, terwijl ook enkelen zijn geëlimineerd’, meldde de Zaanse Knokploeg in een verslag over deze opponenten. Het bekendste voorbeeld van een doodgeschoten inbreker werd Zaandammer Willy Uitendaal, die op 25 december 1944 zijn laatste adem uitblies. Maar al op 19 oktober van dat jaar sneuvelde de eerste van een reeks dieven, allen het  mikpunt van verzetsacties. Hij werd het slachtoffer van een schriftelijke instructie die de Zaanse BS rond die tijd intern had verspreid: ‘Met onverbeterlijke inbrekers wordt korte metten gemaakt.’

“Met onverbeterlijke inbrekers wordt korte metten gemaakt.”

Deze Theodorus (‘Dorus’) Klut werd even na 18.00 uur onder vuur genomen op de Zuiddijk in Zaandam, vlakbij de Burcht. Een te hulp geroepen huisarts constateerde dat hij niet op slag dood was en liet Klut naar het Gemeenteziekenhuis vervoeren. Daar overleed hij alsnog. ‘Het hoeft geen betoog dat deze actie werd gedaan in overleg met de leiding van de politie, waartoe al lange tijd op verschillende punten werd samengewerkt’, aldus Johann van Marle in zijn memoires. Dat werd bevestigd door politieman Johannes Gerardus van der Meij. In een naoorlogs verhoor: ‘Er zijn mij dingen gebleken dat [zijn collega Robert] Pel mij vertrouwde. Ik wist dagen van te voren, dat Klut doodgeschoten zou worden.’

Van Marle benadrukte in zijn geschrift de noodzaak om te handelen: ‘Ten gevolge van een tekort aan voedsel steeg het aantal inbraken schrikbarend, bijna iedere nacht werd alleen in Zaandam op 10 of 12, soms 16 plaatsen ingebroken en het was vrij duidelijk, dat dit een paar grote groepen waren die werkten, hun aanvoerders hadden en die systematisch de bevolking terroriseerden. De politie stond hier tegenover volkomen machteloos.’ De grootte van het korps was onvoldoende en bovendien hadden de dienders tot taak om panden te bewaken waarvan de bezetter gebruikmaakte.

De dreigbrieven van de Binnenlandse Strijdkrachten waren bedoeld om, in Van Marles woorden, de criminelen ‘te sommeren hun ambacht wat kalmer uit te voeren’. Ze hadden slechts gedeeltelijk effect. ‘Enkele inbrekers kwamen hiervan onder de indruk; de meesten echter trokken zich hiervan niets aan en zo werd overgegaan tot het sturen van een dreigbrief met een laatste sommatie, waarna op 19 oktober de eerste inbreker op de Zuiddijk werd neergeschoten. In het begin gaf het een aardige verademing.’

Van Marle noemde overigens niet de naam van het slachtoffer. Dat deed wel Oostzaner Goos Vonk. In 2005 schreef hij in De Jol, het tijdschrift van de Stichting Oudheidkamer Oostzaan, hoe zijn moeder Catharina Vonk-Nolte en zijn zus Aafje getuige waren van de aanslag. ‘Mijn moeder gaat met mijn zuster naar Zaandam en rijdt op de Zuiddijk bij de Burcht en zij zien voor zich gebeuren dat een zekere Dorus Klut van zijn fiets wordt afgeschoten, door de ondergrondse of de BS. Die hem liquideren. Maar mijn moeder en mijn zus hadden nog nooit zo hard gereden om naar huis te komen. En zijn zij een paar dagen van slag geweest.’ Een poelier op Zuiddijk 16b waarschuwde die avond de politie toen hij vernam dat er bij zijn deur een man was neergeschoten. Het stervende slachtoffer werd in allerijl naar het ziekenhuis vervoerd. Daar bezweek hij. 

Zaandams politierapport over de aanslag op Klut.

Ook een andere Zaandammer, Egbertus Veen, gaf aandacht aan de liquidatie. In zijn ‘rondzendbrief’ aan vrienden en familie schreef hij op 23 oktober: ‘Zo begon de week met het vinden van ’t lijk van Dorus Klut (chef van een dievenbende en zw.handelaar No. 1) op de Zuiddijk. De politie maakte proces-verbaal op, met de bedoeling dit zo diep mogelijk weg te stoppen.’

“Zo begon de week met het vinden van ’t lijk van Dorus Klut.”

De politie gebruikte daags na de liquidatie in een rapportage aan de Duitse autoriteiten soortgelijke kwalificaties voor het slachtoffer: ‘Klut was een 1e klas inbreker en bendeleider van een groote groep inbrekers en zwarthandelaren. Reden tot de moord vermoedelijk gevolg van zijn chantagepraktijken.’

Theodorus Klut was een gehuwde los werkman, een cacaobewerker, en zoon van twee in Oostzaan geboren ouders. Hij woonde in de – nu niet meer bestaande – Kalverstraat 45 in Zaandam, een armoedige omgeving. En ontplooide dus blijkbaar criminele activiteiten, tot aan de herfstdag dat hij op de Zuiddijk het leven liet.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.