Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De uitgestelde bevrijdingsdag van een Zaandamse domineesdochter

Voor de Zaandamse verzetsstrijdster Hanneke Eikema begon de bevrijding pas op 8 mei 1945. Er ging een reeks traumatische ervaringen aan vooraf.

Anderhalve week voor de Duitse capitulatie gaf de Sicherheitsdienst toestemming om de 19-jarige Hanneke Eikema vrij te laten uit de Amsterdamse gevangenis. De Zaandamse domineesdochter zat daar vast sinds 27 januari 1945. Samen met haar plaatsgenoot Walraven van Hall (de centrale man van de Nederlandse illegaliteit) en enkele andere verzetsstrijders was ze die dag als gevolg van verraad opgepakt in een hoofdstedelijk grachtenpand. Voor zover bekend was zij de enige Zaanse koerierster die tussen 1940 en 1945 in Duitse handen viel. Ze had echter geluk. In tegenstelling tot haar mede-arrestanten kon zij het cellencomplex aan de Weteringschans nog voor de bevrijding verlaten. De Duitsers waren over het algemeen milder voor vrouwelijke illegalen dan voor hun mannelijke collega’s.

Hanneke Eikema.

Na een vermanend woord van een gevangenbewaarder en een afgedwongen belofte dat ze zich niet meer met ondermijnende activiteiten zou bezighouden mocht Hanneke de gevangenispoort door, de relatieve vrijheid tegemoet. Een toevallig passerende kennis bracht haar op de fiets naar het ouderlijk huis in de Zaandamse Westzijde. “Mijn familie huilde en lachte, maar zei niet al te veel”, schreef Hanneke later in haar mini-biografie Sky. “Ze waren uitgeput na de lange oorlogsjaren en de intens koude hongerwinter, waarbij ze elke dag worstelden om te overleven. Via een goede vriend ontvingen ze wat rijst, die ik heel langzaam opat om mijn krachten te herwinnen, na het gevangeniseten. Wat ook hielp was een goed bad toen er wat water uit de  kraan kwam – wat eens per week gebeurde – en een fijne kam om van mijn luizen af te komen.”

Bevrijding

Op vrijdag 4 mei luisterde de familie Eikema naar Radio Oranje, tot het uiterste gespannen of de aankondiging van de bevrijding eindelijk zou klinken. Opeens ging de deurbel. Hannekes vader Jan Eikema: “Wij wachtten langer dan gewoonlijk [er lagen onder meer wapens in huis verborgen], en toen wij eindelijk aarzelend opendeden, klonk ons de verrassende boodschap tegen dat de capitulatie, de overgave van Nederland, Denemarken en Noord-West-Duitsland zaterdagmorgen om 8.00 uur een feit zou zijn! Onwezenlijk en toch waar!”

Jan Eikema in 1939 (H. Eikema).

Hanneke kampte met – zacht uitgedrukt – gemengde gevoelens. Zij en haar familieleden waren de oorlog heelhuids doorgekomen. Haar vader had tal van verzetsactiviteiten ontplooid, zijzelf had langere tijd geopereerd als de belangrijkste koerierster van Van Hall. Beiden waren ze ontkomen aan het concentratiekamp of erger. De vreugde over het aanbreken van de vrede werd echter getemperd door de wetenschap dat de hogelijk gewaardeerde ‘Wally’ van Hall op 12 februari van dat jaar was gefusilleerd.

Bezwaard gemoed

Het was dan ook met een bezwaard gemoed dat Hanneke twee dagen na de afgekondigde bevrijding naar Amsterdam reisde. Ze fietste naar een statig sociëteitsgebouw op de hoek van de Dam en het Rokin, ‘Industria’ genaamd. Haar ‘baas’ Walraven van Hall was daar zowel voor als tijdens de oorlog vaak te vinden en had er regelmatig verzetsafspraken. Het gebouw fungeerde vanaf 1943 ook als een van de hoofdkwartieren van het Nationaal Steunfonds, de ondergrondse bank van het landelijk verzet.

Wat er resteerde van de nationale NSF-leiding – de twee belangrijkste aanvoerders, Van Hall en Iman van den Bosch, waren tijdens de bezetting gefusilleerd – had er die 7-de mei afgesproken voor overleg, het eerste na de oorlog. Hanneke hoefde zich niet alleen te voelen. Laurens Cornelis Weeda, vanaf mei 1943 Van Halls illegale steun en toeverlaat, bevond zich in haar gezelschap. In de directe omgeving stond ook Walravens broer Gijs, de latere burgemeester van Amsterdam. Walravens vriend, stadgenoot en mede-NSF-lid Jaap Buijs kon er niet bij zijn. Hij zat, zo ongeveer als laatste Nederlandse verzetsstrijder, nog altijd gevangen en zou pas een dag later worden losgelaten.

Laurens Weeda.

Het was nog vroeg, even na drie uur ’s middags. Vanaf de vierde verdieping van het markante sociëteitsgebouw hadden Laurens, Gijs en Hanneke een goed zicht op de Dam. Daar krioelde die dag een feestende mensenmassa. Ze waren in afwachting van de Canadese troepen, die elk moment hun triomfantelijke intocht in Amsterdam konden maken. In een later die dag opgemaakt proces-verbaal vertelden onder anderen Laurens ‘Brinkie’ Weeda en Hanneke Eikema wat er vanaf dat moment gebeurde: “Plotseling begon de menigte in grote haast de Dam te ontruimen, zodat vanaf de Groote Club [75 meter verderop] een leegte ontstond. Tijdens deze ontruiming, die het karakter van een vlucht aannam, werden schoten gelost waarvan wij de inslagen konden constateren op ca. 10 à 12 meter hoogte van de begane grond in de gebouwen tussen Nieuwendijk en Dam. Een groot deel der vluchtenden wierp zich plat op de grond en trachtte dekking te zoeken.” “Een aantal Duitse soldaten hadden zich in het gebouw verborgen, niet in staat om de Duitse nederlaag te accepteren, en gebruikten hun machinegeweren om Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen neer te maaien”, schreef Hanneke Eikema ruim een halve eeuw later in Sky. “Mensen begonnen te rennen; velen vielen neer, dood. Sommigen probeerden zich te verbergen achter de straatorgels, opgesteld om het begin van de vrijheid te vieren. We keken naar de afschuwelijke beelden, onmachtig om te geloven wat we zojuist hadden gezien.”

Schieten

Gijs van Hall schreef in 1976 zijn herinneringen aan het drama van zich af in zijn boek Ervaringen van een Amsterdammer. “Ik stond voor een raam naar de Dam te kijken waar het stampvol met mensen stond die een paar kleine Canadese pantserwagentjes, die een rondtour om de Dam hielden, toejuichten en met bloemen bestrooiden. Toen deze weer weggereden waren, hoorde ik schieten en zag dat van het dak van de Nieuwe Kerk allemaal scherven opsprongen. Direct daarna schoten de Duitsers die, naar later bleek, zich volkomen bedronken hadden, vanuit de Groote Club – waar zij gelegerd waren – op het publiek op de Dam. Het was een afgrijselijk gezicht. De mensen renden in paniek naar het Damrak, Nieuwendijk, Rokin, waar zij maar konden komen. In enkele ogenblikken was de Dam leeg, behalve dat enige tientallen mensen dood of gewond waren blijven liggen.”

Gijs van Hall in 1946.

Laurens Weeda en Hanneke Eikema in het proces-verbaal: “Na de fusillade bleef een groot aantal mensen liggen, klaarblijkelijk dood of gewond tussen Nieuwendijk en Damrak of vlak voor het trottoir. Leden van de NBS [Binnenlandse Strijdkrachten] waren uitsluitend zichtbaar vlak voor het paleis, waar zij na de fusillade dekking genomen hadden achter de aldaar opgebouwde muziektent en in de ingang van het paleis.”

Grüne Polizei

Toen even later een auto het Rokin opreed met daarin vier leden van de Grüne Polizei ging het opnieuw mis. Het kwartet was uit de Ortskommandantur gekomen om een eind te maken aan de slachtpartij, maar dat werd door een aantal BS’ers niet begrepen. Hanneke: “Opnieuw werden er schoten afgevuurd, maar nu vanaf een andere kant. De officieren vielen voorover, gedood door verzetsstrijders.”

De schietpartij op de Dam kostte minstens 31 mensen het leven. Meer dan honderd feestvierders raakten gewond. Hanneke Eikema, Laurens Weeda en Gijs van Hall, kwamen er emotioneel geschokt, maar fysiek ongeschonden vandaan. Hun bevrijding begon pas een dag later.

Hanneke Eikema (in het wit) kort na de bevrijding.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.