Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De verzetsstrijdster, de V-man en het verraad

De verraderlijke werkzaamheden van V-man Johnny de Droog spelen zich tussen 1942 en 1945 vooral af in Gelderland. Des te opvallender dat er soms Zaankanters opduiken in zijn nabijheid. Neeltje Root bijvoorbeeld. Is zij een ‘Gestapo-agente’ of een verzetsvrouw?  

Tijdens mijn zoektocht naar gebeurtenissen uit het leven van Arnhemmer Johannes Mattheus (‘Johnny’) de Droog -medewerker van de Sicherheitsdienst en een van de grootste Nederlandse verraders tijdens de Tweede Wereldoorlog- kom ik af en toe voorvallen tegen die gekoppeld zijn aan de Zaanstreek. De Droog bleek bijvoorbeeld betrokken bij de arrestatie van verzetsman Paul Kramer uit Wormer. Hij werkte in zijn laatste levensdagen nauw samen met een SD’er die later naar Zaandam vertrok. En hij deed in 1942 een poging om de verzetsbeweging op het Zaanse Hembrugterrein te ontmaskeren. Wat echter vooral in het oog sprong was de De Droogs manipulatiekunst, die van een in Zaandam geboren en getogen verzetsstrijdster een collaboratieverdachte maakte.

Duivel

Op 8 juni 1945 stuurt Tonny van der Geest een brief naar de Zaanse commandant. In de tekst is verbazing en onbegrip te lezen over het opsluiten van haar achternicht Neeltje Root (7-8-1895) ‘in de z.g. Sing-Sing te uwent’. Een onrecht is het volgens Van der Geest, omdat haar familielid ‘zeer illegaal werkzaam’ zou zijn geweest. De 49-jarige pensionhoudster Neeltje Root was inderdaad bijna twee weken eerder opgeborgen in de Zaandamse districtsgevangenis. De commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Renkum had namelijk om haar arrestatie verzocht. De reden: “Zij was met haar dienstbode (bekend als Coba) agente van de Gestapo en o.a. medewerkster van Johnie den Droge [sic], indertijd gesignaleerd in alle geheime bladen.”

Het is een zware beschuldiging. Johnny de Droog staat bekend als ‘een sadist in optima forma’, een vertrouwensman van de Sicherheitsdienst die honderden joden en illegale strijders heeft verraden. “In de concentratiekampen kenden ze hem evengoed als Adolf Hitler”, schrijft het Arnhems Dagblad in juni 1945. Een ander blad, Het Kompas, noteert rond diezelfde tijd over De Droog: “Men fluisterde dat dit nazi-individu een contract met de duivel had.” Zij die met deze gewetenloze oorlogsmisdadiger samenwerkten wacht een zware straf. Het ziet er dus somber uit voor Neeltje Root.

Collaboratie

Tonny van der Geest snapt er niets van dat haar nicht is vastgezet tussen NSB’ers en SS’ers, als verdachte van vergaande collaboratie. In haar brief beklemtoont zij dat Neeltje de voorgaande jaren in haar pension De Buunder, in Wolfheze, joden en andere onderduikers heeft verborgen en hen van geld en goederen voorzag. “Voorts heeft zij bij de landing der Geallieerden op 17 September zoveel mogelijk gesteund en is in haar huis te Wolfheze o.a. het Hoofdkwartier der Geallieerden gevestigd geweest. Na 2 dagen onder Engels bewind te zijn geweest heroverden de Duitsers Wolfheze en werd zij genoodzaakt haar huis te verlaten. Daarna is zij naar Zaandam geëvacueerd. Ook hier heeft zij een geenzins anti-Vaderlandse houding aangenomen.”

De Zaandamse gevangenis in mei 1945.

Nadat ze in oktober 1944 haar dorp moest verlaten, is ’tante Nel’ inderdaad teruggekeerd naar haar geboorteplaats Zaandam. Ze maakt zich daar vervolgens nuttig als directrice van een noodziekenhuis. In de wetenschap dat haar mooie pension aan de Veluwerand door de gevechtshandelingen rond Arnhem  inmiddels grotendeels is verwoest, heeft ze een woning betrokken op het adres Stationsstraat 6. Daar verblijft ze tot op zaterdag 26 mei om 14.00 uur een Zaans lid van de Politieke Opsporingsdienst haar aanhoudt en opsluit. De verbouwereerde arrestante hoeft niet ver te lopen; de districtsgevangenis is gevestigd in de lagere school aan het eind van haar eigen straat. Neeltje Root reageert minstens zo verbijsterd als Tonny van der Geest. Hoe kan het dat zij, die jarenlang haar nek uitstak om joden en andere vervolgden te beschermen tegen de moffen, op één lijn wordt gezet met de fanatiekste Hitler-adepten? Wat heeft ze misdaan?

Pasen 1943

Voor een antwoord op die vraag moeten we terug naar Pasen 1943. Rond dat feestelijke weekend melden zich vrijwel tegelijkertijd enkele bezoekers met volstrekte tegengestelde belangen in Wolfheze. Margaretha en Isaäc Wallega uit Den Haag nemen onder valse voorwendselen hun intrek in De Buunder. Steeds meer joden uit hun woonplaats worden weggevoerd naar Westerbork en aansluitend een onbekende bestemming in het Oosten, en het echtpaar doet een poging aan dit lot te ontsnappen door als toeristen onder te duiken bij Neeltje Root. “Wij hadden haar niet verteld dat wij joden waren”, zal Margaretha Wallega later vertellen. “Het lag in onze bedoeling om daar zo lang mogelijk te blijven.”

Spion voor Engeland

Een paar honderd meter verderop klopt op Paaszondag een ander stel aan bij wegwerker Gerrit Kelderman. “Zij vroegen mij of ik voor hen een geit te koop had. Aangezien mijn enigste geit drachtig was, zei ik hen, dat ik misschien binnenkort wel een lam te koop had. Deze heer heeft toen wel drie van mijn konijnen gekocht, welke hij meenam toen hij met de dame weer vertrok.” Enige dagen later keert de ‘heer’ terug. Kelderman: “Hij vroeg mij toen of ik hem niet kende. Hij gaf voor mij wel te kennen en hij vertelde verschillende gebeurtenissen uit mijn verleden, die inderdaad op waarheid berustten. Hij vertelde verder, dat hij een spion was voor Engeland en belast was met het voorbereiden van een landing voor de geallieerden. Hij liet mij twee pistolen zien, welke hij onder zijn colbertjasje droeg. Hij vroeg mij of ik hem bij die voorbereidingen kon helpen, waarop ik bevestigend antwoordde. Ten bewijze dat ik zou helpen, kreeg ik van hem een penning met een gekroonde W erop. Hij vertelde dat hij de rang had van kapitein en Baassie werd genoemd.”

In werkelijkheid is ‘Baassie’ een van Johnny de Droogs alter ego’s. Hij heeft in de nabijheid een huisje gehuurd van waaruit hij zijn ondermijnende plannen voorbereidt. De SD-leiding heeft hem namelijk opdracht gekregen om op zoek te gaan naar de Wageningse broers Koos en Willem Westland. Zij worden verdacht van een poging om de Wageningse politiecommissaris W.A. Versteegh te liquideren. Probleem is dat de Sicherheitsdienst geen idee heeft waar deze verzetsstrijders zich verbergen. De Droog hoopt daarover in de omgeving van Wolfheze informatie te kunnen achterhalen.

De Geus

Johnny hoeft zijn naspeuringen niet alleen te doen. Zijn ondergeschikte Jean François Velle heeft zich inmiddels met de schuilnaam ‘Jaarsma’ gemeld bij Neeltje Root, in de wetenschap dat haar dienstbode Coba Janssen verkering heeft met Koos Westland. Zij weet, redeneren De Droog en hij, dus waarschijnlijk waar die is ondergedoken. “Omstreeks mei 1943 werd ik in de nabijheid van mijn huis aangesproken door een mij onbekende heer, die zich aan mij als Jaarsma voorstelde en die een landhuisje te huur vroeg. Vlak daarop kwam uit een huis in de nabijheid, bewoond door G. Kelderman, nog een persoon naar ons toe, die zich aan mij voorstelde als De Geus”, herinnert Neeltje zich twee jaar nadien. Johnny de Droog -want dat is De Geus’ echte naam- heeft zich weer eens een nieuw pseudoniem aangemeten. Neeltje: “Deze De Geus nam het gesprek van Jaarsma over en zeide dat zijn vriend Jaarsma als illegaal werker moest onderduiken. Zij waren beiden uit Engeland gekomen. Zij toonden hierop penningen met de beeltenis van de koningin erop. Nadat ik vroeg hoe het kwam dat zij, terwijl zij mij niet kenden, zo openhartig tegen mij waren, kreeg ik ten antwoord dat zij mij wel kenden en wisten dat ik aan onderduikers onderdak had verschaft en mijn medewerking aan het onderbrengen van joden verleend had. Ook zeiden zij dat zij wisten dat ik joden op bezoek kreeg. Ik heb hem toen mijn bemiddeling inzake de huur van een huisje toegezegd, daar ik volkomen te goeder trouw was en niet aan de waarheid twijfelde.”

Pension De Buunder (1929).

V-man De Droog en SD-agent Velle bijten zich stevig vast in hun prooien. Ze doen hun uiterste best om te achterhalen waar de broers Westland zich bevinden. Velle richt zich daarbij onder meer op Coba Janssen: “Hij waarschuwde me dat ik voorzichtig moest zijn en hij bood mij aan om levensmiddelen, geld etc. aan de Westlands over te brengen. Jaarsma vroeg mij of ik ook wist waar Arie woonde [Arie van der Klift, die met de Westlands samenwerkte]. Ook heeft hij mij, als ik per fiets naar Ede ging, ’s avonds onderweg wel eens opgewacht. Ik dacht dat hij dit deed om na te gaan of ik ook naar de Westlands ging.”

Geen krimp

Coba geeft geen krimp, gepokt en gemazeld als ze inmiddels is door het vele illegale werk dat ze verricht. “Ik vertrouwde Jaarsma niet en heb daarom mevrouw Heitmann [de achternaam van Neeltjes overleden echtgenoot] gewaarschuwd, maar zij vertrouwde hem volkomen.” Dat is niet verwonderlijk. Neeltje Root is inmiddels namelijk smoorverliefd op de lange, slanke Jean François Velle alias Jaarsma. Die op zijn beurt doet, hoewel gehuwd, geen enkele moeite om die verliefdheid in te tomen. Er zijn meer mensen in haar omgeving die Neeltje op de risico’s wijzen, maar betoverd als ze is door het overtuigende toneelspel van De Droog en Velle schuift ze alle verdachtmakingen terzijde.

Westerbork

Het lukt de twee SD’ers desondanks niet om de verblijfplaats van de Westlands te achterhalen. Daarop gaan ze voor de ’troostprijs’. Neeltje Root: “Daar Wallinga [ze bedoelt Isaäc Wallega] Jaarsma een keer bij ons gezien had, vroeg Wallinga mij wie die persoon was. Ik antwoordde hem: ‘Een collega van u, die illegaal werk verricht.’ Wallinga heeft mij gevraagd of ik hem in kennis wilde stellen met Jaarsma, daar het stilzitten hem verveelde. Daar heb ik toen geheel te goeder trouw voor gezorgd. Nadat het gesprek tussen Wallinga en Jaarsma had plaatsgevonden, vertelde Jaarsma mij, dat Wallinga en zijn vrouw joden waren en dat hij Wallinga had aangeboden hem naar een veiliger plaats te brengen, daar er in onze buurt razzia’s werden verwacht en indien mogelijk zij daarna weer bij mij teruggebracht zouden worden.”

Aldus geschiedt. Velle spreekt met het echtpaar Wallega af om hen onder te brengen in de vakantiewoning van ‘De Geus’ totdat de kust veilig is. De volgende middag verlaten ze gedrieën De Buunder.  Margaretha Wallega: “Tegen 13.30 uur vertrokken wij per fiets in de richting Arnhem. Ik stelde voor om langs de spoorbaan te gaan, maar Jaarsma vond het beter om via de Amsterdamseweg te gaan. Toen we een eindweegs op de Amsterdamseweg waren, kwamen er drie burgers uit het bos en zij gelastten ons te stoppen. Wij moesten onze persoonsbewijzen tonen en onze tassen, alsmede de tas van Jaarsma werden doorzocht.” De SD arresteert hen; Jaarsma voor de vorm, de Wallega’s met het oogmerk hen naar kamp Westerbork te deporteren.

In verzetsblad geplaatste waarschuwing tegen Johnny de Droog.

Ontsnapping

Dat Margaretha Wallega na de oorlog haar verhaal kan vertellen, komt omdat zij en haar man er in slagen om te ontsnappen uit Westerbork. Ze duiken daarna tot aan de bevrijding onder in Enkhuizen, zij het zonder de 1440 gulden die ze achterlieten in De Buunder. Het spaargeld is een dag na hun arrestatie opgehaald door Velle. Hij maakte Neeltje Root wijs het naar de Wallega’s te zullen brengen. Het is de laatste keer dat Neeltje haar nieuwe liefde ziet. “Hij vertelde dat hem een zware taak te wachten stond en dat hij daarbij gaarne mijn zegen had. Hij vroeg mij of ik niet een soort talisman voor hem had en ik heb hem toen een klein gouden ringetje met een ingewerkt diamantje gegeven. Hij gaf mij op zijn beurt een vulpotlood.”

Andere onderduikers zijn nog minder fortuinlijk dan de Wallega’s. Op instigatie van De Droog worden in het nabije Heelsum enkele joodse kinderen opgepakt. Ze zullen korte tijd later sterven in de gaskamer, samen met hun ouders. Die, elders ondergedoken, hebben zich namelijk uit wanhoop bij de Sicherheitsdienst gemeld na te hebben vernomen dat hun kinderen zijn weggevoerd. Enkele weken later houdt de Sicherheitsdienst een razzia in Wolfheze en omgeving. Daarbij worden op basis van de door De Droog verstrekte informatie tientallen mannen opgepakt, onder wie enkele verzetsstrijders. Een deel van de slachtoffers belandt in het concentratiekamp.

Gevangenis

Tijdens hun naoorlogse verblijf in de gevangenis ontdekken Neeltje Root en Coba Janssen -zij is eveneens gearresteerd, op verdenking van medeplichtigheid- welke verradersrol de politie hen toedicht. Het duurt vele weken en talloze getuigen- en verdachtenverhoren voor helder is dat Root en Janssen zijn bedrogen door Johnny de Droog en Jean François Velle. Pas dan mogen Neeltje en Coba de gevangenis verlaten, flink beschadigd en wantrouwend bekeken door hun omgeving.

Jean François Velle (rechts) bij zijn installatie als korpschef in Winterswijk, 1944.

De Droog ontsnapt aan een arrestatie en veroordeling; hij wordt op 19 februari 1945 met een kogel in zijn hoofd aangetroffen. Velle wordt wel naar de rechtbank  geleid. Tot het laatst toe houdt hij daar vol zelf ook joden te hebben gered en het slachtoffer te zijn van onder meer De Droog. Hij weigert ook maar enige verantwoordelijkheid op zich te nemen. De gevangenispsychiater oordeelt dat Velle ‘een slappe, wilszwakke man [is] zonder behoorlijke ruggengraat die met een natte vinger te lijmen is en, zoals ook uit zijn liefdesleven blijkt, van het een naar het ander zwalkt’.  Al zijn leugens baten Velle niet. In 1951 wordt hij onherroepelijk veroordeeld tot achttien jaar cel. Na zijn straf te hebben uitgezeten, trouwt hij met een gevangenbewaarster en begint in Amsterdam een schildersbedrijf. Op 25 april 1970 overlijdt hij, 66 jaar oud.

Neeltje Root keert nooit meer terug naar De Buunder. Ze wordt directrice van een bejaardentehuis in Beverwijk, de plaats waar ze ook haar pensioen bereikt.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.